Alle gute Gabe kommt oben her von Gott
vom schönen blauen Himmel herab
Bibliotheek
Liederen voor de fluitles
Houding
Luisteren
Toonladders
Vingers
Niveau speelstukken
Repertoire voor schoolorkest
Lied • Tempelgong
1.
Bim-bam, tinge-linge-bong, slaat de kleine Ho-tsjie-wong
's morgens op de tempelgong met zijn grote trommelhout.
Gong van koper, gong van goud.
's morgens op de tempelgong met zijn grote trommelhout.
Gong van koper, gong van goud.
2.
Bim-bam, tinge-linge-bang, loopt de grote Ha-tsjie-wang
's morgens door de tempelgang met zijn geur van sandelhout.
Gong van koper, gong van goud.
's morgens door de tempelgang met zijn geur van sandelhout.
Gong van koper, gong van goud.
3.
Bim-bam, tinge-linge-bing, loopt de wijze Hi-tsjie-wing
dan de gouden tempel in met zijn wijsheid al heel oud.
Gong van koper, gong van goud.
dan de gouden tempel in met zijn wijsheid al heel oud.
Gong van koper, gong van goud.
Lied • Bobby Shafto
1.
Bobby Shafto's gone to sea, silver buckles at his knee;
he'll come back and marry me, bonny Bobby Shafto!
he'll come back and marry me, bonny Bobby Shafto!
2.
Bobby Shafto's bright and fair, combing down his yellow hair;
he's my love for evermore, bonny Bobby Shafto!
he's my love for evermore, bonny Bobby Shafto!
3.
Bobby Shafto's gett'n a bairn, for to dangle on his arm;
in his arm and on his knee, Bobby Shafto loves me!
in his arm and on his knee, Bobby Shafto loves me!
Lied • So musst du allen Dingen
1.
So musst du allen Dingen
Bruder und Schwester sein,
dass sie dich ganz durchdringen,
dass sie dich ganz durchdringen,
dass du nicht scheidest mein und dein.
Bruder und Schwester sein,
dass sie dich ganz durchdringen,
dass sie dich ganz durchdringen,
dass du nicht scheidest mein und dein.
2.
Kein Stern, kein Laub soll fallen,
du musst mit ihm vergeh'n,
so wirst du auch mit allen,
so wirst du auch mit allen
allstündlich aufersteh'n.
du musst mit ihm vergeh'n,
so wirst du auch mit allen,
so wirst du auch mit allen
allstündlich aufersteh'n.
Lied • Le bourdon
1.
Le bourdon dit à la clochette: "Tais-toi donc,
méchante sonnette, dong dong, dong-dong, dongdong!"
La clochette lui répond: "Din’don, din’ don, din’-don-don!"
méchante sonnette, dong dong, dong-dong, dongdong!"
La clochette lui répond: "Din’don, din’ don, din’-don-don!"
2.
"Wees toch stil, ’k wil je niet meer horen", dreunt het boos boven uit de toren,
"bam-bam, bam bam, bambam!" Lachend zegt het kleine ding: "Ting-ting, ting ting, tingting!"
"bam-bam, bam bam, bambam!" Lachend zegt het kleine ding: "Ting-ting, ting ting, tingting!"
Lied • Die gaat op en die gaat neer
Die gaat op en die gaat neer, op en naar beneden;
als ik op dit trapje speel, speel ik op drie treden.
Spring omhoog en weer omlaag, nu klim ik vijf treden,
als ik dan die glijbaan waag, ben ik snel beneden.
als ik op dit trapje speel, speel ik op drie treden.
Spring omhoog en weer omlaag, nu klim ik vijf treden,
als ik dan die glijbaan waag, ben ik snel beneden.
Lied • Een gegeven paard
Een gegeven paard had tandpijn.
Het riep: "Ach, dokter, kom en trek!"
Men dacht: "Wat zou er aan de hand zijn?"
Maar niemand keek het in de bek.
Het riep: "Ach, dokter, kom en trek!"
Men dacht: "Wat zou er aan de hand zijn?"
Maar niemand keek het in de bek.
Lied • Gouden zonne
Gouden zonne, jij, met je dav’rende stralende kracht,
altijd en immer schijn je in glansrijke pracht.
Dreigen duist're wolken, toch blijf je trouw aan je lichtende plicht,
hoog boven leed en vreugde, schijn je en geef je ons licht.
altijd en immer schijn je in glansrijke pracht.
Dreigen duist're wolken, toch blijf je trouw aan je lichtende plicht,
hoog boven leed en vreugde, schijn je en geef je ons licht.
Lied • We've ploughed our land
We’ve ploughed our land, we’ve sown our seeds,
we’ve made all neat and gay. So take a bit and leave a bit.
Away, birds, away!
we’ve made all neat and gay. So take a bit and leave a bit.
Away, birds, away!
Lied • Ei, wie langsam
1.
Ei, wie langsam kommt der Schneck von seinem Fleck.
Sieben lange Tage braucht er von dem Eck ins andere Eck.
Sieben lange Tage braucht er von dem Eck ins andere Eck.
2.
Ei, wie langsam kommt der Schneck im Gras daher.
Potz, da wollt’ ich anders laufen wenn ich so ein Schnecklein wär.
Potz, da wollt’ ich anders laufen wenn ich so ein Schnecklein wär.
Lied • Klokkenlied (2)
Ochtend, middag, avond, nacht; klokken houden steeds de wacht.
Langzaam en met zware schok, dreunt de grote torenklok: bim-bam!
Maar de hangklok in de gang maakt de slagen niet zo lang: ding-dong,
Hoor het klokje in de kamer tikt geregeld als een hamer: tik-tak!
Maar het klokje in de zak tikt het snelst op zijn gemak: tikke takke
Ochtend, middag, avond, nacht; klokken houden steeds de wacht.
Langzaam en met zware schok, dreunt de grote torenklok: bim-bam!
Maar de hangklok in de gang maakt de slagen niet zo lang: ding-dong,
Hoor het klokje in de kamer tikt geregeld als een hamer: tik-tak!
Maar het klokje in de zak tikt het snelst op zijn gemak: tikke takke
Ochtend, middag, avond, nacht; klokken houden steeds de wacht.
Lied • De krepelaar
De krepelaar ging wand’len en hij nam er Ballotje mee.
Hij kocht een pond amand’len en hij deelde Ballotje mee.
Ballotje van de bale, Ballotje van de schale, Ballotje van de stee.
Bombardee, en ze loech er mee.
Hij kocht een pond amand’len en hij deelde Ballotje mee.
Ballotje van de bale, Ballotje van de schale, Ballotje van de stee.
Bombardee, en ze loech er mee.
Lied • O, wie wohl ist mir am Abend
O, wie wohl ist mir am Abend,
wenn zur Ruh’ die Glocken läuten: bim bam bimbam
wenn zur Ruh’ die Glocken läuten: bim bam bimbam
Lied • Scheppingslied
1.
De aarde lag verloren in leegte en donkerheid.
Toen is het licht geboren, licht van de eeuwigheid.
Het duister werd doorbroken, de dag kwam en de nacht.
God heeft zijn woord gesproken en alles voortgebracht.
Toen is het licht geboren, licht van de eeuwigheid.
Het duister werd doorbroken, de dag kwam en de nacht.
God heeft zijn woord gesproken en alles voortgebracht.
2.
De wolken en de luchten, de aarde en de zee,
de bomen en de vruchten, de bloemen en het vee.
De lichten aan de hemel, de vogels in het gras,
het water vol gewemel; God zag hoe goed het was.
de bomen en de vruchten, de bloemen en het vee.
De lichten aan de hemel, de vogels in het gras,
het water vol gewemel; God zag hoe goed het was.
3.
Toen kwam de mens tot leven, een mens aan God gelijk.
De Macht werd hem gegeven over het dierenrijk.
De taal werd hem tot teken, de aarde werd zijn land,
aan niets zou 't hem ontbreken, want God was op zijn hand.
De Macht werd hem gegeven over het dierenrijk.
De taal werd hem tot teken, de aarde werd zijn land,
aan niets zou 't hem ontbreken, want God was op zijn hand.
4.
De aarde lag verloren in leegte en donkerheid.
Toen is muziek gekomen, muziek voor de eeuwigheid.
De stilte werd doorbroken; door zang en fluitenspel.
Hoe God de klanken wilde, klonken ze wonderwel.
Toen is muziek gekomen, muziek voor de eeuwigheid.
De stilte werd doorbroken; door zang en fluitenspel.
Hoe God de klanken wilde, klonken ze wonderwel.
Lied • Ode an die Freude (1)
1.
Freude, schöner Götterfunken, Tochter aus Elysium,
wir betreten feuertrunken, Himmlische, dein Heiligtum.
Deine Zauber binden wieder, was die Mode strenggeteilt;
alle Menschen werden Brüder, wo dein sanfter Flügel weilt.
Seid umschlungen, Millionen! Diesen Kuss der ganzen Welt!
Brüder über ‘m Sternenzelt muss ein lieber Vater wohnen.
wir betreten feuertrunken, Himmlische, dein Heiligtum.
Deine Zauber binden wieder, was die Mode strenggeteilt;
alle Menschen werden Brüder, wo dein sanfter Flügel weilt.
Seid umschlungen, Millionen! Diesen Kuss der ganzen Welt!
Brüder über ‘m Sternenzelt muss ein lieber Vater wohnen.
2.
Wem der große Wurf gelungen, eines Freundes Freund zu sein,
wer ein holdes Weib errungen, mische seinen Jubel ein!
Ja, wer auch nur eine Seele sein nennt auf dem Erdenrund!
Und wer's nie gekonnt, der stehle weinend sich aus diesem Bund!
Was den großen Ring bewohnet, huldige der Sympathie.
Zu den Sternen leitet sie, wo der Unbekannte thronet.
wer ein holdes Weib errungen, mische seinen Jubel ein!
Ja, wer auch nur eine Seele sein nennt auf dem Erdenrund!
Und wer's nie gekonnt, der stehle weinend sich aus diesem Bund!
Was den großen Ring bewohnet, huldige der Sympathie.
Zu den Sternen leitet sie, wo der Unbekannte thronet.
3.
Freude heißt die starke Feder in der ewigen Natur;
Freude, Freude treibt die Räder, in der großen Weltenuhr.
Blumen lockt sie aus den Keimen, Sonnen aus dem Firmament,
Sphären rollt sie in den Räumen, die des Sehers Rohr nicht kennt.
Froh wie seine Sonnen fliegen durch des Himmels prächtigen Plan,
laufet Brüder, eure Bahn, freudig wie ein Held zum Siegen!
Freude, Freude treibt die Räder, in der großen Weltenuhr.
Blumen lockt sie aus den Keimen, Sonnen aus dem Firmament,
Sphären rollt sie in den Räumen, die des Sehers Rohr nicht kennt.
Froh wie seine Sonnen fliegen durch des Himmels prächtigen Plan,
laufet Brüder, eure Bahn, freudig wie ein Held zum Siegen!
4.
Freude sprudelt in Pokalen; in der Traube gold'nem Blut
trinken Sanftmut Kannibalen, die Verzweiflung Heldenmut.
- Brüder, fliegt von euren Sitzen, wenn der volle Römer kreist;
lasst den Schaum zum Himmel spritzen: dieses Glas dem guten Geist!
Den der Sterne Wirbel loben, den des Seraphs Hymne preist,
dieses Glas dem guten Geist über'm Sternenzelt dort oben!
trinken Sanftmut Kannibalen, die Verzweiflung Heldenmut.
- Brüder, fliegt von euren Sitzen, wenn der volle Römer kreist;
lasst den Schaum zum Himmel spritzen: dieses Glas dem guten Geist!
Den der Sterne Wirbel loben, den des Seraphs Hymne preist,
dieses Glas dem guten Geist über'm Sternenzelt dort oben!
5.
Festen Mut in schweren Leiden, Hilfe, wo die Unschuld weint,
Ewigkeit geschwornen Eiden, Wahrheit gegen Freund und Feind.
Männerstolz vor Königsthronen - Brüder, gält's Gut und Blut:
dem Verdienste seine Kronen, Untergang der Lügenbrut!
Schließt den heil'gen Zirkel dichter! Schwört bei diesem gold'nem Wein,
dem Gelübde treu zu sein, schwört es bei dem Sternenrichter!
Ewigkeit geschwornen Eiden, Wahrheit gegen Freund und Feind.
Männerstolz vor Königsthronen - Brüder, gält's Gut und Blut:
dem Verdienste seine Kronen, Untergang der Lügenbrut!
Schließt den heil'gen Zirkel dichter! Schwört bei diesem gold'nem Wein,
dem Gelübde treu zu sein, schwört es bei dem Sternenrichter!
Lied • Let everyone clap hands
1.
Let everyone clap hands with me: clap-clap. 2x
Come on and join into the game, clap-clap.
You'll find that it's always the same, clap-clap.
Come on and join into the game, clap-clap.
You'll find that it's always the same, clap-clap.
2.
Let everyone laugh like me: hee-hee. 2x
Come on and join into the game, hee-hee.
You'll find that it's always the same, hee-hee.
Come on and join into the game, hee-hee.
You'll find that it's always the same, hee-hee.
3.
Let everyone cry like me: boo-hoo. 2x
Come on and join into the game, boo-hoo.
You'll find that it's always the same, boo-hoo.
Come on and join into the game, boo-hoo.
You'll find that it's always the same, boo-hoo.
4.
Let everyone sneeze like me: a-choo. 2x
Come on and join into the game, a-choo.
You'll find that it's always the same, a-choo.
Come on and join into the game, a-choo.
You'll find that it's always the same, a-choo.
5.
Let everyone whistle like me: fuu-fuu. 2x
Come on and join into the game, fuu-fuu.
You'll find that it's always the same, fuu-fuu.
Come on and join into the game, fuu-fuu.
You'll find that it's always the same, fuu-fuu.
Lied • Verjaardagscanon
Op deze feestdag wensen wij met elkaar
jou veel goeds in je nieuwe levensjaar.
jou veel goeds in je nieuwe levensjaar.
Lied • Verjaardag, verjaardag
Lied • Op de vlucht
1.
Toen Maria met haar kindje haastig vluchtte door het bos,
bogen zich de wilde winden en het sneeuwde op het mos.
bogen zich de wilde winden en het sneeuwde op het mos.
2.
Helder licht glanst allerwegen van haar stralend aangezicht,
in haar voetstap op de wegen bleef nog lang een gouden licht.
in haar voetstap op de wegen bleef nog lang een gouden licht.
Lied • In Gottes Namen fahren wir
In Gottes Namen fahren wir, zu Sankt Michael wollen wir fahren.
In Godes name rijden wij, naar sint Michaël willen wij rijden.
In Godes name rijden wij, naar sint Michaël willen wij rijden.
Lied • Zingt, zingt, 't is zomer!
Lied • Laat ons beginnen
Lied • Wind im Wald, weh', weh'
1.
Wind im Wald, weh', weh', lass die Blätter rauschen.
Sing ein Lied vom Wolkenritt, alle Bäume reiten mit.
Wind im Wald weh', weh', lass die Blätter rauschen.
Sing ein Lied vom Wolkenritt, alle Bäume reiten mit.
Wind im Wald weh', weh', lass die Blätter rauschen.
2.
Wind im Gras weh', weh', lass die Blumen winken.
Sing ein Lied vom Sonnenschein, alle Blumen stimmen ein.
Wind im Gras weh', weh', lass die Blumen winken.
Sing ein Lied vom Sonnenschein, alle Blumen stimmen ein.
Wind im Gras weh', weh', lass die Blumen winken.
3.
Wind im Baum weh', weh', schüttle gold'ne Äpfel,
wenn der Herbst gekommen ist, Sonne hat sie reif geküsst.
Wind im Baum weh', weh', schüttle gold'ne Äpfel.
wenn der Herbst gekommen ist, Sonne hat sie reif geküsst.
Wind im Baum weh', weh', schüttle gold'ne Äpfel.